zaterdag 26 oktober 2013

Bärenquell

Na in een eerste ‘run’ mijn foto’s van Heilstätten Beelitz geselecteerd en bewerkt te hebben, ben ik deze week begonnen aan onze navolgende bestemming: de Bärenquell Brauerei in Berlijn. Het betreft een historisch complex aan monumentale gebouwen, in onbruik sinds 1994 en dankzij vandalisme, brandstichting en metaalroof in zeer deplorabele staat (hoewel ‘opgeleukt’ met overdadige graffiti), wachtend op sloop.
Voor ons was het een belevenis om deze gebouwen in te gaan en in hun laatste levensfase vast te leggen. Er heerste een naargeestige sfeer, de mate van zinloze vernieling was bedroevend en te weten dat rond de gebouwen enige randfiguren scharrelden, in de weer met de laatste metaalresten die nog te vinden waren stemde ongemakkelijk (merkwaardigerwijs troffen wij ook twee meisjes die hier totaal niet op hun plaats leken). En toch was het een heerlijk avontuur, waarbij je op de toppen van je intensiteit en alertheid leefde. Volledig gefocust op wat er te zien is, op de uitdagende fotografische mogelijkheden die het biedt, en tegelijk gespitst op gevaar – zowel van de onbekende medemens als van de hinderlagen die in de vloeren verborgen zijn – doken wij als commando’s ruimte in ruimte uit, gang in gang uit, letterlijk beelden najagend.

Vreemd genoeg moest ik hieraan denken toen ik afgelopen week, voor het eerst na 33 jaar, weer een ontmoeting had met een jeugdliefde van mij. Wat ons beide opviel was de onmiddellijke vertrouwdheid, die de afstand van 33 jaar razendsnel deed wegvallen. Nog bijzonderder was de flow waarin ik kwam bij het ervaren van de stroom aan bekende gezichtsuitdrukkingen, van haar manier van praten en kijken – een flow die mij onmiddellijk terug voerde naar wie ik was, in mijn mentale staat als 22 jarige, toen wij onze kortstondige, 3 maande durende relatie hadden, in een tijd waarin er zoveel in en om ons veranderde. Ik voelde opeens, volledig bewust van wie ik nu ben, weer de hoge mate van intensiteit van leven en beleven die op die leeftijd zo gewoon was, maar die nu tamelijk ongewoon is in mijn dagelijkse werkelijkheid. Maar wel een mate die vergelijkbaar is met de creatieve flow waarin ik verkeerde toen ik in de Bärenquell Brauerei was. Het zei mij, dat je het vermogen hebt te reizen in jezelf en dat je mentale staat een keuze is – een rivier waarvan je de stroom zelf kunt bepalen en waarin je, in tegenstelling tot al het andere (denkend aan Herakleitos) telkens opnieuw af kunt dalen. Het deed mij ook denken aan hoe ik op beschouwelijke momenten als klein kind me soms opeens inbeeldde, dat ik ‘slechts’ de gedachte was van een oude man, mijn oude zelf, die aan zijn jeugd terugdacht. Alsof ik opeens die oude ziel werd die met mijn kinderogen meekeek – en zo ook zijn oude ziel verrijkte met mijn verbeelding. Zo werd ook deze ervaring een verrijking die ik, verkwikt, weer meenam naar mijn nu, mijn huis, mijn lief van nu.

Ontmoetingen als deze, net als de fotografische verkenningen en de kameraadschap tijdens onze reis – zij staan ons toe de oevers en de stroom van onze mentale rivier te verleggen. Zij zijn als stroomversnellingen, als de intense partituren en overgangen in die ene soms duidelijk en soms nauwelijks hoorbare symfonie van het leven die, steeds op de achtergrond, ons aanzetten tot meespelen.

Laat onverlet dat de foto’s van de Bärenquell een duistere episode in dit muziekstuk weergeven – daarover geen illusies. Het zijn geen vrolijke plaatjes. Maar net als immense schoonheid kan ook negatieve intensiteit, zoals vrees, het sublieme opwekken, het vermogen op (tijd)reis te gaan diep in onszelf. Zo'n ervaring doet de bron van liefde, vriendschap en levensvreugde in ons die ons voedt, weer hoger opwellen.

zaterdag 19 oktober 2013

Ouwe meuk

Vorige week bezocht ik in het kader van het Ouwe Meuk Genootschaft met enkele meuk-genoten diverse locaties in en rond Berlijn, waaronder de Heilstätten Beelitz, de Bärenquell Brauerei, een depot van Berlijnse Muur elementen, Chemiewerk Rükana Rüdersdorf en tenslotte Südwestkirchhof Stahnsdorf – plaatsen die tot nu toe weliswaar de sloopkogels maar niet de tand des tijds hebben kunnen weerstaan. Naast een zestal onvergetelijke avonden met volop worst en bier, gezelligheid en goede gesprekken leverde dat een avontuurlijke onderdompeling op in het fenomeen ‘urban exploration’ (ook wel ‘urbex’ genaamd) – een tak van sport die het OMG op het lijf geschreven is.

Wat maakt urbex zo leuk? Op de eerste plaats is het een vorm van avontuur die de jongen in ons doet herleven, vooral omdat het de verbeelding enorm prikkelt: de spanning van het binnendringen in vervallen gebouwen, waar de spoken van het verleden een verbond hebben gesloten met de schaduw van de sterke arm die vanachter elke hoek op zou kunnen duiken. Het gevoel jager te zijn – jager van beelden in dit geval. Het gekraak van splinterend glas, het gevaar door de vloer te zakken, de koude wind die door een open raam de gang in guurt; het gestommel van randfiguren die elders met verf of oude metalen in de weer zijn, wellicht een pot bonen opwarmend boven een vuur van sloophout.
In fotografische zin – en urbex is vooral een fotografische discipline – lijkt de opgave simpel: foto’s maken van ouwe meuk. Maar om beelden te maken die net zo spannend zijn als de ervaring van het maken zelf is een bijna onmogelijke opgave, die laat zich nauwelijks vatten binnen het kader van een beeld, zoals blijkt tijdens de nabewerking.

Dan wordt duidelijk, dat de werkelijke opgave daarin ligt om een eigen emotie of idee mee te geven die onafhankelijk is van plaats en tijd, blijvender en overtuigender dan de fascinatie voor verval en ondergang. Het gaat erom boven de vergankelijke materie uit te stijgen, verheven te worden door de eigen verbeelding, het verlangen het oneindige te vinden in de vergankelijkheid. Beelden die de genadeloze selectie willen overleven moeten dan vooral de schoonheid van de weemoed dragen, sterfelijkheid benadrukken – maar ook als offer, als trap die leidt naar een hoger zijn, als venster op nieuw leven – alles tegen de achtergrond van de herfsttinten en de vochtige grauwheid buiten die de transformatie beklemtonen en bespoedigen.

De verlatenheid in het moment van de dood wordt verder benadrukt door kleine menselijke tekenen als restjes vitrage, het skelet van een stoel, de handtekening van een grafittist, de schaduw van een toevallige bezoeker (of: de fotograaf?). En vooral de lichtval – die nergens puurder, zachter en essentiëler is dan juist daar waar verder nauwelijks meer iets te zien is. Het licht te zien in de duisternis, in de omkering – het mystieke moment te vatten, dàt zie ik als de werkelijke uitdaging die in urbex fotografie besloten ligt.

woensdag 4 september 2013

Vakantiefoto's

In juni waren we op vakantie in Slovenië en Kroatië - landen die gezegend zijn met prachtige bergen, romantische stadjes met nauwe steegjes versierd met kleurrijke was aan de lijn, verrukkelijke strandjes en een dito zee, die op zijn beurt weer verstilde eilanden omspoelt - en dat alles zonovergoten en overkoepeld door een altijd helderblauwe hemel. Dat laatste was natuurlijk geen straf voor de toerist in ons die de maanden regen sinds de winter zat was. Echter, voor mij als fotograaf resulteert dit alles in een dodelijke mix van afgezaagde ansichtkaart-onderwerpen, belicht door het meest harde contrast dat je je kunt indenken. Vooral als je je bedenkt dat spoedig na ons de massa's zouden toestromen om diezelfde plekjes telkens weer opnieuw te komen fotograferen, levert dit de ultieme uitdaging op om er toch nog iets bijzonders van te maken. Het leek er even op dat ik moest kiezen tussen het tijdelijk aan de kant leggen van mijn camera - of afzien van het concept vakantie in de zin van 'even ontspannen alleen maar leuke dingen doen', want dit leek bijna even op 'hard werken' (maar niet heus). Ik koos voor het laatste.

Om het toch te proberen gaven we elkaar regelmatig opdrachtjes, of verzonnen thema's om ons van de gebaande paden af te brengen, zoals "het verloren dorp", "het einde van het toerisme", "littekens van de oorlog"of "groot en klein". Thema's die niet alleen leuk waren om te doen, maar ook verrassend genoeg interessant materiaal opleverden. Ook bleek de vakantie uitermate geschikt om eens takken van fotografie te beoefenen die anders heel wat meer moeite kosten, zoals nachtfotografie en lange belichtingstijd opnames. Immers, je vertoeft toch al midden in dat middeleeuwse stadje. Of je tent staat toch al pal naast een steigertje aan zee. Even je boek en glaasje wijn aan de kant en dan in de weer met statief en ontspankabel gaat dan in één 'moeite' door.

Maar je zou ook eens met andere ogen kunnen kijken - bij wijze van spreken eens een andere fotografische (zonne)bril (lees: filter) opzetten, en zo kleuren en licht eens op een andere manier beleven. Zwart-wit is dan het eerste wat opkomt. Denken in zwart-wit laat je al op een heel andere manier naar de werkelijkheid kijken. Je ziet anders, en ziet andere dingen. Maar wat te denken van polaroid, glasplaat negatieven, pinhole, infrarood? Niet noodzakelijk door van camera te wisselen of er een fysiek filter op te schroeven. Het is uiteindelijk vakantie, dus waarom al die ouwe meuk met ons meesjouwen? Denk gewoon eens aan de mogelijkheden van je beeldbewerkingssoftware (zoals NIK Colore Efex Pro) - ook die bevat filters en anders wel mogelijkheden om zelf je eigen 'recept' te maken, om de effecten van dergelijke oude camera- en ontwikkeltechnieken (zoals bleach bypass, solarisatie) te emuleren. Ik weet zeker dat menige serieuze fotograaf walgt van het idee, maar waarom niet? Als het filter in kwestie appelleert aan het gevoel, het idee bij het maken van de foto en zeker als je dat filter (of combinatie van) je ook nog eigen kunt maken, dan heb je opeens naast dat 'kleurenrolletje' in je digitale camera (en de mogelijkheid van z/w conversie achteraf) nog eens een berg aan andere virtuele camera’s en doka-trucs op zak. En een andere bril om doorheen naar de wereld om je heen te kijken. Het verlaten dorp, koesterend in de zon, waar als je niet goed kijkt mensen maar net weg lijken te zijn, dat krijgt zo een magische, bijna spookachtige sfeer. Littekens van de oorlog voeren je ook werkelijk terug in de strijd.


Het vergt natuurlijk meer dan slechts het aanklikken van een optie in de software. Het vraagt fantasie en inleving bij het waarnemen en verbeelding hoe het eindresultaat zou kunnen zijn - in overeenstemming met wat jouw idee en innerlijk beeld is. Het vereist ook het kunstig kunnen omgaan met en begrijpen van de filters in je gereedschapskist, èn het daarop anticiperen als je je compositie en belichting maakt. Het vraagt van je, dat je je los maakt van het fysieke beeld, de ‘werkelijkheid’ zoals de camera en je netvlies die waarnemen – en naar binnen kijken naar het beeld zoals zich dat daar ontvouwt. Is dat dan zoveel anders dan als je een (kleuren) foto schiet met z/w in gedachten en dito conversie software in je workflow - iets wat breed wordt geaccepteerd en toegepast?
  
Hoe dan ook, op deze manier leverde die vakantie zo toch nog verrassend veel laten we zeggen interessant materiaal op - en nog een hoop plezier ook. Binnenkort te zien op mijn website!

vrijdag 12 juli 2013

Onder druk

Van 25 mei tot en met 19 juni hebben Bart van Rijsbergen en Hester Busse, met wie ik het Fotokollectief InsideOut vorm, en ik voor de tweede keer geëxposeerd. Deze keer hingen we samen met onze creatieve coach Ariane James, die ook zeer boeiend werk liet zien. Het is inmiddels achter de rug, maar we kregen er hevig de smaak van te pakken. Volgend jaar wéér, was onze gezamenlijke conclusie. Natuurlijk is het leuk als (veel) mensen enthousiast komen kijken – daar doe je het voor. En het is dan een eer dat je die mogelijkheid krijgt bij Fotogram/Fotoacademie in Amsterdam. En als bonus kregen we bovendien ook nog een mooi artikel in FOTOgrafie, geschreven door Karel Maat die de opening verrichtte en bij het bekijken zó enthousiast was dat hij daar gelijk aan wilde beginnen. Daar krijg je natuurlijk een kick van.

Maar het werkt ook enorm als stimulans om samen naar een expositie toe te werken. Bewust richting geven aan je werk, en kritisch te zijn op wat wel past en wat niet, en samen zoeken naar wat er nog meer bij zou passen. Zeg maar seriematig werken in het kwadraat. Dus we beginnen de druk te voelen.

Die druk voel je ook als je met een berg mooi materiaal naar huis komt en die op je website wil laten zien.
Bij mij moeten foto's dan min of meer passen in series van vijf en in niet meer dan 3 series (15 foto's) per sub-galerie (pagina). En niet meer dan 5 sub-galeries per galerie. En liefst minder. Zo komt het mooier uit.

Zeker als je dan met bijna 850 foto's thuis komt, dan moet je niet alleen streng selecteren, maar ook de combinaties, de thema's onderkennen - en die met je nabewerking onderstrepen dan wel creëren. Terug-werkend ga je dan vanzelf op locatie ook al selectief en thematisch fotograferen - met een oog voor wat creatief dan wel registrerend, gewoon mooi/interessant of intrigerend is. Legt dat jezelf druk op? Zorgt dat voor een zekere onrust? Natuurlijk! Maar de voldoening is zoveel groter als het lukt. Zoals met de resultaten van dat fotoweekend in Dortmund (recentelijk 'gepost' onder de naam Fundgrube), waar ik met een aantal clubgenoten onder leiding van Hayo Baan een oude mijn en een oude cokesfabriek in getrokken ben.



Eén plus één is twee zou je denken - dus het materiaal voor de komende expositie is al klaar? Denk het niet. Maar elke geslaagde shoot is wel weer stapje verder in je ontwikkeling. En als zodanig komt zij zeker dichterbij: die mooie expositie in de zomer van 2014. Hou het in de gaten!

maandag 27 mei 2013

Bloembollenfields forever

“Nothing is real and nothing to get hungabout” … Bloembollenvelden, is er iets afgezaagders te fotograferen dan bloembollenvelden? In het voorjaar vliegen Japanners en Amerikanen massaal in om telkens weer die eeuwige bollenvelden te fotograferen. Ze zijn onmiskenbaar bijzonder en mooi, zeker vanuit de lucht. Net als de Franse zonnebloemvelden of de Flevolandse koolzaadvlaktes trouwens. Alleen dan meer verschillende kleuren. Maar als je er dieper over nadenkt hebben ze ook iets verontrustends. Al die bloemen in het gelid, klaar om als de tijd rijp is het kopje te laten afknippen, als plofkippen in de slachterij. En tot die tijd het steeltje rekken om boven iedereen uit te komen. Je moest die ijdele en ambitieuze donders eens vanaf de grond fotograferen.

Nee, dan kijk ik er liever naar door mijn wimpers heen en smeer ze uit tot vlekken, tot een impressionistische abstractie, een vaag pad naar een vage einder – in de verfletste kleuren van het lijden en de hoop op een verrijzenis.


Dan - in de woorden van Andreas Gursky over zijn beroemde en verguisde foto Rhein 2 - “zegt het een hoop met de meest minimale middelen … voor mij is het een allegorisch beeld geworden over de zin van het leven en hoe de dingen zijn.”

vrijdag 10 mei 2013

Boze droom

Als klein kind koesterde ik de Boze Droom. Als ik de vulkaan die ik bouwde in de stamppot rond het kuiltje jus met donderend geraas liet uitstromen, waarna ik op mijn vork-speedboot wegspoot alvorens de hete lava het dorpje aan de voet zou verzwelgen. Of als ik een genoeglijk avondje bij het kampvuur met mijn verhalen veranderde in een dreigende vooravond van iets vreselijks – al was het maar in mijn eigen beleving. Al jong ontdekte ik zo de duistere kant van creativiteit - die ik later als een letterlijk noodzakelijk kwaad ging zien.

Ik beaamde het beeld van Nietzsche dat, hoe hoger de boom wil rijken naar het licht, des te dieper zijn wortels moeten reiken in het duister. Dat scheppen altijd ook een aspect van vernietigen heeft. Zoals een beeld alleen ontstaat door de steen te vernietigen, een schilderij door de kleuren te mengen. Zuiverheid, schoonheid en harmonie alleen kunnen nooit bestaan zonder de tegenstelling, een 'touch of evil'. Alleen in de tegenstelling kunnen ze – tijdelijk – tot uiting komen.

Dat geldt ook voor fotografie. Hier worden percepties vernietigd om ruimte te maken voor nieuwe. En daar hoort een zekere dosis boosaardigheid bij. Ik moest daaraan denken toen ik een klodder lijm of verf op een kaswand zag. Ik ging ermee aan de haal, vernietigde de context en bracht het boze boven.



zondag 24 maart 2013

De Finish

Vorig weekend fotografeerden wij als fotoclub voor Mud Masters de Voorjaarseditie. De Mud Masters Obstacle Run is een hindernisloop, waarbij de deelnemers een parcours van 6 of 12 kilometer afleggen, dat is ontworpen door mariniers, geïnspireerd door de meest uitdagende militaire stormbanen wereldwijd. Zoals de naam al aangeeft speelt modder een belangrijke rol – net als modderwater overigens, vuur en andere ongemakken. Deze editie deden er over twee dagen verdeeld 8000 deelnemers aan mee, die op deze manier niet alleen een uitdagende en leuke dag hadden, maar ook bijdroegen aan het Revalidatiefonds.

Daarbij stond ik opgesteld bij de allerlaatste hindernis in het parcours: 'the Sizzler', een sluis van pakweg 15 meter waar de deelnemers door schrikdraden heen moesten lopen. De uitdaging voor de fotograaf hier is tweeledig.

Op de eerste plaats rent hier iedereen, liefst krom gebogen of met de armen voor het gezicht, op een zo hoog mogelijke snelheid doorheen, langs de fotograaf naar de finish erachter, waar een biertje en een t-shirt als beloning wachten. Zodat ook de fotograaf nog een sportieve prestatie mag leveren, vergelijkbaar met kleiduiven schieten.

Een tweede uitdaging is om in die korte tijd van passage - tussen alle beweging, vaak in groepen, door - de emotie te vatten. Want daar komt het hier op neer, en die is er dan ook genoeg. Hier waren de deelnemers immers aan het eind, vaak letterlijk, afgepeigerd, onder de modder en doorweekt, en blij er bijna te zijn. Onder die omstandigheden maken de deelnemers snelle emotionele wisselingen door: eerst aarzeling, dan tanden op elkaar en rennen, gevolgd door woede en pijn als ze een schok krijgen. En eenmaal erdoorheen opluchting en blijdschap dat ze de finish gehaald hebben.

Die emotie pakken vereist concentratie en (dynamische auto)focus, inleven en meebewegen, en in de nabewerking ‘abstraheren’: inkaderen, zwart/wit omzetting en spelen met contrast. Dan hou je tussen al die modder toch een paar mooie goudklompjes over.


maandag 11 maart 2013

Abstractie

Herstellend van een operatie heb ik alle tijd om na te denken over waar ik heen wil met mijn fotografie – en ik ben eruit. Ik beken mij tot de abstraherende fotografie (abstractie als werkwoord!).

Wat abstract betekent in de context van fotografie was onlangs onderwerp van enige discussie in onze fotoclub. En zo denk ik erover:

Abstracte schilderkunst is naar mijn idee een terechte en zinvolle stroming in de kunst die in niet onbelangrijke mate ‘ontketend’ is door de opkomst van de fotografie in de vroege 19e eeuw. De laatste ontsloeg kunstschilders feitelijk van de zorg om de fysieke, zichtbare werkelijkheid zo goed mogelijk weer te geven. De vraag is in hoeverre de fotografie ook zou kunnen profiteren van een  dergelijk afstand nemen tot representatie – en in welke mate? Mijn antwoord zou zijn: ‘ja’ respectievelijk ‘halverwege’, en ik zal uitleggen waarom.

Hoewel volledig representerende fotografie – de ‘natuurlijke’ habitat voor fotografen – de fotograaf beslist veel mogelijkheden biedt om zijn persoonlijkheid te leggen in zijn beelden, en voor de beschouwer om nieuwsgierigheid en fantasie te voelen bij het genieten ervan, geloof ik dat er veel te winnen is door te bewegen richting de andere kant van het spectrum: naar het abstracte. Maar het simpelweg kopiëren van abstracte kunst in het algemeen en abstracte schilderkunst in het bijzonder is niet de weg.

Er is een fundamenteel verschil tussen schilderen  en fotograferen in de benadering van het abstracte, een woord dat afgeleid is van het Latijnse ‘abstráhere’, dat zoveel betekent als ‘weglaten’, het weg laten van alles wat niet relevant is om de meer fundamentele structuren zichtbaar te maken. Welnu, de kunstschilder begint in beginsel altijd met een blanco canvas en de abstracte essentie van wat hij over wil brengen – en begint dan pas met het ‘in vorm brengen’, dat al dan niet ook abstract kan zijn. De fotograaf daarentegen moet noodzakelijkerwijs helemaal aan de andere kant van het spectrum beginnen, met de zichtbare wereld voor zover die wordt gevangen in zijn sensor/film, zodat voor hem ‘abstractie’ per definitie een werkwoord is, een activiteit die in spanning vereist, geleid door zijn persoonlijke ideeën, intuïtie en gevoelens.

Dat betekent dat, vanuit mijn oogpunt, dat abstracte fotografie die hout snijdt (betekenis en persoonlijkheid heeft) niet kan volstaan met een makkelijke imitatie van volkomen abstracte schilderkunst. Volledig abstracte foto’s zijn vaak niet meer dan vervreemdend opgeblazen kleine uitsneden van de zichtbare werkelijkheid, die noch bij de maker noch bij de beschouwer enige relatie meer opwekken met werkelijke gevoelens en ideeën, behalve dan dat het resultaat prettig, mooi, verrassend en decoratief is. De maker is hier feitelijk afwezig – en voor inleving of verbeelding vanuit de beschouwer is evenmin nauwelijks plaats.

Fotografie daarentegen moet in mijn beleving bij de herkenbare werkelijkheid beginnen (‘kijken’), maar tevens door haar heen kijken naar wat op dat moment voor de fotograaf betekenisvol is (‘zien’). De brug ernaartoe zijn de dingen die opvallen en daarom schijnbaar/mogelijk betekenis hebben. Deze ‘tekens’ zetten de verbeelding in gang – eerst bij de fotograaf, later bij de beschouwer. Het ontdekken van en duiden van die tekens, wat zich grotendeels intuïtief zo niet onbewust afspeelt,  is gebaat bij een proces van weglaten (abstractie) en vervormen (transformatie), uitdrukkingen van de communicatie tussen de persoonlijke verbeelding en de essentie achter de zichtbare verschijnselen, gericht op het bovenhalen van wat werkelijk belangrijk is. Voorbeelden van abstractie zijn het weglaten van scherpte en contouren, beeldelementen in het kader (compositie), kleur of hele lichtspectra (zoals met zwart/wit en infrarood fotografie). Vervorming kan betekenen: vervagen (door tijd, beweging en focus), vervloeien, verkleuren en perspectief-vertekening. Dat kan in de nabewerking, maar begint al tijdens het fotograferen en het kijken: inkaderen, filter- en lenskeuze, scherptediepte . En nog belangrijker: daarvoor, in een mentale staat die door Zenboeddhisten ook wel mushin, no-mind-ness wordt genoemd. Een volslagen open geest die zeer alert maar niet gefocust is en daardoor open staat voor onvermoede tekens en betekenis.

Het resultaat moet een beeld zijn dat nog duidelijk herkenbare beeldelementen heeft, maar tegelijk zo geabstraheerd en vervormd is dat tekens naar voren worden gebracht waarvan de betekenis niet vanzelfsprekend is maar ontstaat in een proces van verbeelding en ontraadselen. Een geslaagde foto ligt net naast de werkelijkheid – zodat de beschouwer geïnspireerd raakt om zelf de werkelijkheid eens met andere ogen te zien. En in zichzelf te kijken: wat betekent dit voor mij?

Hoe anders (maar ook: gelijk) abstractie is in de fotografie in vergelijking tot de schilderkunst is te zien bij een schilder/fotograaf als Saul Leiter. Als kunstschilder behoort Saul Leiter tot het Abstract Expressionisme, de Amerikaanse tegenhanger van wat in Europa de Lyrische Abstractie wordt genoemd. In zijn schilderijen is, net als in de meeste latere abstracte schilderkunst, elke vorm en figuratie verdwenen. Echter, als fotograaf maakte hij foto’s die wel degelijk beginnen bij de vertrouwde werkelijkheid – maar door een proces van no-mind-ness en abstractie verwerkt hij die tot beelden die zowel herkenbaar als vervreemdend raadselachtig zijn en die daardoor onze verbeelding blijven prikkelen.

Kortom: de werkelijk zinvolle abstracte fotografie houdt zich daar op waar er nog voldoende herkenbaarheid (en schoonheid) is om de aandacht te trekken, maar waar het beeld tegelijk ook raadsels oproept, ongemakkelijk is en de beschouwer meetrekt in zijn verbeelding: als een mot gevangen in de fascinatie voor de vlam.

dinsdag 29 januari 2013

Portret

Een steeds terugkerende filosofische vraag bij portretten is, in hoeverre een (goed) portret iets over de persoon (in de zin van ‘ziel’) van de geportretteerde laat zien, of alleen maar de buitenkant. Een buitenkant die veranderlijk is, beïnvloed door het moment en de omgeving (en de ideeën die de kijker zich vormt bij het zien van de foto), en vaak nog gespeeld ook. De vraag, in hoeverre de fotograaf in zijn interactie met de geportretteerde die ziel überhaupt boven kan halen – of door posering, aankleding en belichting ‘slechts’ de buitenkant naar zijn hand (en ziel) zet, en het portret dus meer zegt over de fotograaf dan over het model.

Hoe interessant is dat? Uiteindelijk denk ik dat het erom gaat dat het een geslaagde portretfoto ‘op zich’ wordt. Voor mij is dat als het een authentiek beeld geeft van iemand, dat de kijker overtuigend het gevoel geeft in de ziel van die persoon te kijken, een verbinding te voelen.

Ik kom op die gedachten naar aanleiding van een opdracht om portretfoto’s van iemand te maken die iets op of aan het hoofd heeft dat in zekere zin iets over die persoon vertelt, waar hij of zij iets mee heeft. Dat geeft een zeker spelelement aan de sessie, omdat mensen in de regel niets op hun hoofd hebben en zich dus op de een of andere manier moeten verkleden. En als model koos ik Jantina – mijn geliefde die hiervoor graag beschikbaar is (en ik even later omgekeerd ook voor haar).

En dan is het verrassend wat dit spelelement doet. Het maakt de sessie (maar ook de voorbereiding, het uitkiezen van de attributen, bedenken van de poses) leuk en ontspannen. Spelen – zelfs van iemand anders – brengt de mens klaarblijkelijk dichter bij zichzelf. En dat maakt het resulterende beeld authentiek. Oordeel zelf. Of het een diepgaande blik in Jantina’s ziel geeft, dat kan ik niet beantwoorden – maar het is zeker de Jantina die ik ken en bemin.

woensdag 16 januari 2013

De Bovenkamer

In de nadagen van het oude jaar ben ik begonnen aan een nieuw project: "De Bovenkamer". Tegen oudjaar kijk je als vanzelf terug, en deze keer dan ook nog wat verder weg, over de jaren heen. Daar komen er steeds meer van, wat op zich een zegen is, maar soms lijkt het wel of je steeds verder weg raakt van quasi de planeet waarop je bent opgegroeid. Het “Major Tom to Ground Control” gevoel zeg maar.

Ooit, toen ik ervan droomde dichter te worden, verwachtte ik dat ik net als mijn helden Hölderlin, Slauerhoff en Nietzsche niet ouder zou worden dan 40 – tegen die tijd verwachtte ik wel dood dan wel krankzinnig te zijn. Vergelijkbaar met hoe de middeleeuwer aannam voorbij de zee van de aarde af te vallen.

Dus kijk ik nu vanuit een ‘afterlife’ terug op mijzelf en hoe ik hier gekomen ben - en pel mijn zelfbeeld af tot diep in de duistere kanten van mijn fantasie. Het is een experiment waarbij ik mij dwing me te beperken tot slechts een paar ingrediënten : één figuur (mijzelf), in één kleine ruimte (de zolderkamer – metafoor voor mijn geest), een enkele vale streep (noorder-) licht en één kleur (zwart/wit). De foto’s drukken toch steeds andere gemoedsstemmingen uit waarin ik mij inleef, die ik aantrek als een jas om te kijken of het past, hoe het me staat, en vooral: wat het met me doet. En al doende en al spelend in zijn duistere spel komt mijn oude ziel diep in mij weer tot leven. À la recherche du temps perdu.