dinsdag 29 januari 2013

Portret

Een steeds terugkerende filosofische vraag bij portretten is, in hoeverre een (goed) portret iets over de persoon (in de zin van ‘ziel’) van de geportretteerde laat zien, of alleen maar de buitenkant. Een buitenkant die veranderlijk is, beïnvloed door het moment en de omgeving (en de ideeën die de kijker zich vormt bij het zien van de foto), en vaak nog gespeeld ook. De vraag, in hoeverre de fotograaf in zijn interactie met de geportretteerde die ziel überhaupt boven kan halen – of door posering, aankleding en belichting ‘slechts’ de buitenkant naar zijn hand (en ziel) zet, en het portret dus meer zegt over de fotograaf dan over het model.

Hoe interessant is dat? Uiteindelijk denk ik dat het erom gaat dat het een geslaagde portretfoto ‘op zich’ wordt. Voor mij is dat als het een authentiek beeld geeft van iemand, dat de kijker overtuigend het gevoel geeft in de ziel van die persoon te kijken, een verbinding te voelen.

Ik kom op die gedachten naar aanleiding van een opdracht om portretfoto’s van iemand te maken die iets op of aan het hoofd heeft dat in zekere zin iets over die persoon vertelt, waar hij of zij iets mee heeft. Dat geeft een zeker spelelement aan de sessie, omdat mensen in de regel niets op hun hoofd hebben en zich dus op de een of andere manier moeten verkleden. En als model koos ik Jantina – mijn geliefde die hiervoor graag beschikbaar is (en ik even later omgekeerd ook voor haar).

En dan is het verrassend wat dit spelelement doet. Het maakt de sessie (maar ook de voorbereiding, het uitkiezen van de attributen, bedenken van de poses) leuk en ontspannen. Spelen – zelfs van iemand anders – brengt de mens klaarblijkelijk dichter bij zichzelf. En dat maakt het resulterende beeld authentiek. Oordeel zelf. Of het een diepgaande blik in Jantina’s ziel geeft, dat kan ik niet beantwoorden – maar het is zeker de Jantina die ik ken en bemin.

woensdag 16 januari 2013

De Bovenkamer

In de nadagen van het oude jaar ben ik begonnen aan een nieuw project: "De Bovenkamer". Tegen oudjaar kijk je als vanzelf terug, en deze keer dan ook nog wat verder weg, over de jaren heen. Daar komen er steeds meer van, wat op zich een zegen is, maar soms lijkt het wel of je steeds verder weg raakt van quasi de planeet waarop je bent opgegroeid. Het “Major Tom to Ground Control” gevoel zeg maar.

Ooit, toen ik ervan droomde dichter te worden, verwachtte ik dat ik net als mijn helden Hölderlin, Slauerhoff en Nietzsche niet ouder zou worden dan 40 – tegen die tijd verwachtte ik wel dood dan wel krankzinnig te zijn. Vergelijkbaar met hoe de middeleeuwer aannam voorbij de zee van de aarde af te vallen.

Dus kijk ik nu vanuit een ‘afterlife’ terug op mijzelf en hoe ik hier gekomen ben - en pel mijn zelfbeeld af tot diep in de duistere kanten van mijn fantasie. Het is een experiment waarbij ik mij dwing me te beperken tot slechts een paar ingrediënten : één figuur (mijzelf), in één kleine ruimte (de zolderkamer – metafoor voor mijn geest), een enkele vale streep (noorder-) licht en één kleur (zwart/wit). De foto’s drukken toch steeds andere gemoedsstemmingen uit waarin ik mij inleef, die ik aantrek als een jas om te kijken of het past, hoe het me staat, en vooral: wat het met me doet. En al doende en al spelend in zijn duistere spel komt mijn oude ziel diep in mij weer tot leven. À la recherche du temps perdu.