zaterdag 26 oktober 2013

Bärenquell

Na in een eerste ‘run’ mijn foto’s van Heilstätten Beelitz geselecteerd en bewerkt te hebben, ben ik deze week begonnen aan onze navolgende bestemming: de Bärenquell Brauerei in Berlijn. Het betreft een historisch complex aan monumentale gebouwen, in onbruik sinds 1994 en dankzij vandalisme, brandstichting en metaalroof in zeer deplorabele staat (hoewel ‘opgeleukt’ met overdadige graffiti), wachtend op sloop.
Voor ons was het een belevenis om deze gebouwen in te gaan en in hun laatste levensfase vast te leggen. Er heerste een naargeestige sfeer, de mate van zinloze vernieling was bedroevend en te weten dat rond de gebouwen enige randfiguren scharrelden, in de weer met de laatste metaalresten die nog te vinden waren stemde ongemakkelijk (merkwaardigerwijs troffen wij ook twee meisjes die hier totaal niet op hun plaats leken). En toch was het een heerlijk avontuur, waarbij je op de toppen van je intensiteit en alertheid leefde. Volledig gefocust op wat er te zien is, op de uitdagende fotografische mogelijkheden die het biedt, en tegelijk gespitst op gevaar – zowel van de onbekende medemens als van de hinderlagen die in de vloeren verborgen zijn – doken wij als commando’s ruimte in ruimte uit, gang in gang uit, letterlijk beelden najagend.

Vreemd genoeg moest ik hieraan denken toen ik afgelopen week, voor het eerst na 33 jaar, weer een ontmoeting had met een jeugdliefde van mij. Wat ons beide opviel was de onmiddellijke vertrouwdheid, die de afstand van 33 jaar razendsnel deed wegvallen. Nog bijzonderder was de flow waarin ik kwam bij het ervaren van de stroom aan bekende gezichtsuitdrukkingen, van haar manier van praten en kijken – een flow die mij onmiddellijk terug voerde naar wie ik was, in mijn mentale staat als 22 jarige, toen wij onze kortstondige, 3 maande durende relatie hadden, in een tijd waarin er zoveel in en om ons veranderde. Ik voelde opeens, volledig bewust van wie ik nu ben, weer de hoge mate van intensiteit van leven en beleven die op die leeftijd zo gewoon was, maar die nu tamelijk ongewoon is in mijn dagelijkse werkelijkheid. Maar wel een mate die vergelijkbaar is met de creatieve flow waarin ik verkeerde toen ik in de Bärenquell Brauerei was. Het zei mij, dat je het vermogen hebt te reizen in jezelf en dat je mentale staat een keuze is – een rivier waarvan je de stroom zelf kunt bepalen en waarin je, in tegenstelling tot al het andere (denkend aan Herakleitos) telkens opnieuw af kunt dalen. Het deed mij ook denken aan hoe ik op beschouwelijke momenten als klein kind me soms opeens inbeeldde, dat ik ‘slechts’ de gedachte was van een oude man, mijn oude zelf, die aan zijn jeugd terugdacht. Alsof ik opeens die oude ziel werd die met mijn kinderogen meekeek – en zo ook zijn oude ziel verrijkte met mijn verbeelding. Zo werd ook deze ervaring een verrijking die ik, verkwikt, weer meenam naar mijn nu, mijn huis, mijn lief van nu.

Ontmoetingen als deze, net als de fotografische verkenningen en de kameraadschap tijdens onze reis – zij staan ons toe de oevers en de stroom van onze mentale rivier te verleggen. Zij zijn als stroomversnellingen, als de intense partituren en overgangen in die ene soms duidelijk en soms nauwelijks hoorbare symfonie van het leven die, steeds op de achtergrond, ons aanzetten tot meespelen.

Laat onverlet dat de foto’s van de Bärenquell een duistere episode in dit muziekstuk weergeven – daarover geen illusies. Het zijn geen vrolijke plaatjes. Maar net als immense schoonheid kan ook negatieve intensiteit, zoals vrees, het sublieme opwekken, het vermogen op (tijd)reis te gaan diep in onszelf. Zo'n ervaring doet de bron van liefde, vriendschap en levensvreugde in ons die ons voedt, weer hoger opwellen.

zaterdag 19 oktober 2013

Ouwe meuk

Vorige week bezocht ik in het kader van het Ouwe Meuk Genootschaft met enkele meuk-genoten diverse locaties in en rond Berlijn, waaronder de Heilstätten Beelitz, de Bärenquell Brauerei, een depot van Berlijnse Muur elementen, Chemiewerk Rükana Rüdersdorf en tenslotte Südwestkirchhof Stahnsdorf – plaatsen die tot nu toe weliswaar de sloopkogels maar niet de tand des tijds hebben kunnen weerstaan. Naast een zestal onvergetelijke avonden met volop worst en bier, gezelligheid en goede gesprekken leverde dat een avontuurlijke onderdompeling op in het fenomeen ‘urban exploration’ (ook wel ‘urbex’ genaamd) – een tak van sport die het OMG op het lijf geschreven is.

Wat maakt urbex zo leuk? Op de eerste plaats is het een vorm van avontuur die de jongen in ons doet herleven, vooral omdat het de verbeelding enorm prikkelt: de spanning van het binnendringen in vervallen gebouwen, waar de spoken van het verleden een verbond hebben gesloten met de schaduw van de sterke arm die vanachter elke hoek op zou kunnen duiken. Het gevoel jager te zijn – jager van beelden in dit geval. Het gekraak van splinterend glas, het gevaar door de vloer te zakken, de koude wind die door een open raam de gang in guurt; het gestommel van randfiguren die elders met verf of oude metalen in de weer zijn, wellicht een pot bonen opwarmend boven een vuur van sloophout.
In fotografische zin – en urbex is vooral een fotografische discipline – lijkt de opgave simpel: foto’s maken van ouwe meuk. Maar om beelden te maken die net zo spannend zijn als de ervaring van het maken zelf is een bijna onmogelijke opgave, die laat zich nauwelijks vatten binnen het kader van een beeld, zoals blijkt tijdens de nabewerking.

Dan wordt duidelijk, dat de werkelijke opgave daarin ligt om een eigen emotie of idee mee te geven die onafhankelijk is van plaats en tijd, blijvender en overtuigender dan de fascinatie voor verval en ondergang. Het gaat erom boven de vergankelijke materie uit te stijgen, verheven te worden door de eigen verbeelding, het verlangen het oneindige te vinden in de vergankelijkheid. Beelden die de genadeloze selectie willen overleven moeten dan vooral de schoonheid van de weemoed dragen, sterfelijkheid benadrukken – maar ook als offer, als trap die leidt naar een hoger zijn, als venster op nieuw leven – alles tegen de achtergrond van de herfsttinten en de vochtige grauwheid buiten die de transformatie beklemtonen en bespoedigen.

De verlatenheid in het moment van de dood wordt verder benadrukt door kleine menselijke tekenen als restjes vitrage, het skelet van een stoel, de handtekening van een grafittist, de schaduw van een toevallige bezoeker (of: de fotograaf?). En vooral de lichtval – die nergens puurder, zachter en essentiëler is dan juist daar waar verder nauwelijks meer iets te zien is. Het licht te zien in de duisternis, in de omkering – het mystieke moment te vatten, dàt zie ik als de werkelijke uitdaging die in urbex fotografie besloten ligt.